Rig Basics – Deel 1 door Bart van Bezouw

Al sinds jaar en dag zijn rigs (onderlijnen) een hot item binnen de karpervisserij. Vooral uit Engeland komen de laatste jaren de meest ingewikkelde en fantastisch uitziende rigs richting het vasteland gewaaid. De werking van deze “superrigs” is voor mij echter vaak een raadsel… Voor een beginnende en zelfs meer gevorderde karpervisser lijkt er geen touw meer aan vast te knopen wat nou wel en wat nou geen goede rig is. Om enige orde in deze rig chaos te scheppen probeer ik in een drietal artikelen een overzicht te geven van de basisprincipes die achter elke rig schuilen. Deze basisprincipes komen voort uit een tweetal zaken die als een rode draad door alle onderwerpen lopen. Allereerst is dit de ideale inhakingslocatie in de karperbek en ten tweede is dit het natuurlijke aasgedrag van de karper. Met deze twee onderwerpen zal het eerste artikel dan ook starten. Naast deze uitgangspunten zal ik tevens een overzicht geven van de beschikbare haaktypes en hun toepassingen. Het tweede artikel zal gaan over onderlijnlengtes en de buiging van krimpkous in relatie tot het moment en de locatie van inhaken. In het laatste artikel zal ik vervolgens alle eerder besproken onderwerpen combineren door een drietal onderlijnen de bespreken. Het is belangrijk om bij het lezen van alle verschillende onderwerpen te bedenken dat de besproken dingen nooit als losstaand iets gebeuren maar altijd onderhevig zijn aan elkaars invloeden. De relatie tussen de onderwerpen zal in het laatste artikel daarom ook benadrukt worden. Voordat die relaties begrepen kunnen worden zullen echter eerst de losse onderwerpen duidelijk moeten zijn.

Waar willen we de vis haken?

Samen met aasgedrag loopt de locatie van inhaken als een rode draad door deze artikelen serie. Waarom is dit echter zo belangrijk? De bek van de karper is op de meeste wateren behoorlijk zacht en dus gevoelig voor beschadiging. Het is echter niet de gehele bek die zacht is. In het midden van de onderkant van de karperbek zit een harder gedeelte. Precies achter dit gedeelte willen we de vis haken omdat de kans op beschadigen hier het kleinst is.
Wat zijn dan de kritische gedeelten in de karperbek? Vooral de mondhoeken zijn zeer zacht. Op wateren waar de vis voornamelijk leeft van planten, muggenlarven en ander zacht voedsel kun je vaak bijna door de mondhoeken heen kijken. Een haak in dit gebied richt dus enorme schade aan en we moeten er alles aan doen om inhaking in dit gebied te voorkomen.
Een ander kritiek gebied ligt wat dieper in de karperbek aan de onderkant. Ook dit vaak gedeelte is enorm zacht en gemakkelijk te beschadigen. Beschadiging van dit gebied gebeurt vooral bij te diepe inhakingen.
Verderop in deze artikelenserie zal besproken worden hoe je zowel inhaking in de mondhoeken als inhaking te diep in de bek van de karper kan voorkomen.

foto2

Nailed, de juiste inhakingslocatie in de karperbek!

Natuurlijk aasgedrag van karpers

Alvorens we dieper ingaan op de rigmaterie zelf is het belangrijk om een goed begrip te hebben van het natuurlijke aasgedrag van karpers. Het natuurlijke aasgedrag geeft ons meer inzicht in welke mechanismen er werken en hoe we deze zo kunnen beïnvloeden dat we de karper op de juiste plek haken.
In de vele gesprekken die ik voer met ervaren en minder ervaren karpervissers merk ik dat er nog grote verschillen bestaan in de ideeën over het natuurlijke aasgedrag van een karper. De laatste jaren hebben we door de diverse onderwaterbeelden een kijkje gekregen in het aasgedrag van de karper. De beelden zijn natuurlijk gemaakt in een zeer specifieke situatie en met een bepaalde manier van (voor)voeren etc, maar ze geven ons weldegelijk belangrijke informatie. Naast de onderwaterbeelden is ook het rapport dat Nand Sibbing heeft gemaakt over de opname van voedseldeeltjes door karpers enorm leerzaam.
Wanneer we uitgaan van een situatie waarbij enkele aasdeeltjes, bijvoorbeeld boilies, op ongeveer een meter uit elkaar liggen verspreid over een gebied van 20 bij 20 en er komt een karper over de stek die bereid is om te eten dan zal de aasopname ongeveer alsvolgt gaan.
De vis komt aanzwemmen op enkele tientallen centimeters tot een paar meter boven de bodem en detecteert het voedsel. Hij gaat met zijn lichaam en kop naar beneden tot net boven de bodem. Hij stulpt zijn bek uit waarbij hij als het ware een vacuüm creëert en de boilie naar binnen zuigt. Uit onderzoek van Sibbing bleek dat de aasdeeltjes vervolgens helemaal richting de keeltanden werden getransporteerd en al het niet eetbare wat mee opgezogen was werd uitgespuugd. De les die wij hier uit kunnen trekken is dat aas, indien het helemaal vrij ligt, tot zeer diep in de karperbek opgenomen wordt. Het “proeven” van elk aasdeeltje door het tussen de lippen te nemen is in mijn ogen dus ook flauwekul.
Na de aasopname en gedurende het moment dat het voedseldeeltje naar achteren wordt gebracht en de niet eetbare deeltjes weer uitgespuugd worden zal de karper zijn kop oprichten en doorzwemmen naar het volgende voedseldeeltje. In dit gedeelte van de aasopname gaan wij de karper haken. Wanneer dat precies is hangt van een behoorlijk aantal zaken af, maar daarover later meer. Na deze inhaking zal de vis in bijna alle gevallen gaan kopschudden en indien de inhaking goed is gebeurd en er een goed systeem wordt gebruikt tegen het kopschudden, dan kunnen we de vis vangen. De belangrijkste les hiervan is dat inhaking gebeurt tijdens het bewegen van de vis en in 99% van de gevallen niet, zoals nog steeds velen denk, tijdens het uitspugen van het aas. De inhakingen die wel plaatsvinden tijdens het uitspugen zijn puur toeval en hierover is geen enkele controle mogelijk.

foto1

Natuurlijk aasgedrag, een uitgangspunt voor alle riggedachten.

Haaktypes
Nu de twee belangrijkste uitgangspunten van de werking van rigs (inhakingslocatie en aasgedrag) zijn behandeld is het tijd om te kijken naar de verschillende haaktypes die er op de markt verkrijgbaar zijn. Bij het lezen van sommige internet fora moet ik wel eens glimlachen wanneer iemand beweert dat haak A waardeloos is en haak B de absolute topper. In werkelijkheid blijken het dan soms exact dezelfde haken te zijn! Ook bij de haken is door het grote aanbod aan soorten door de bomen het bos niet meer te zien. Alle verschillende merken en soorten zijn in mijn ogen echter grotendeels terug te brengen naar een drietal haaktypes die elk hun eigen karakteristieken hebben. Het voornaamste onderscheid zit hierbij in de lengte van de haaksteel, de breedte van de haakbocht en de buiging van de haakpunt.

De Klauwhaak

Het eerste type haak is de klauwhaak. Een klauwhaak wordt gekenmerkt door een korte steel, een wijde bocht en een naar binnen staande punt. Deze drie eigenschappen gecombineerd maken dit type haak perfect voor stevig drillen. Doordat de haaksteel kort is zal hij weinig wrikken in de bek. De ruime bocht pakt veel vlees en de gebogen haakpunt zorgt ervoor dat de haak goed blijft zitten en als het ware de bek van de vis indraait.
Het grote nadeel van de klauwhaak is echter wel dat hij door zijn korte steel en gebogen punt veel minder snel vlees pakt dan een rechte punt. Deze haak is vooral waardevol tijdens het vissen in de zomer of andere situaties waarin de vis een zachte bek heeft. Ook tijdens het vissen in wier of tegen ander soort obstakels is deze haak een goede keuze.

De Longshank haak

Een longshank haak is qua eigenschappen het tegenovergestelde van de klauwhaak. Hij heeft een lange steel, een krappe bocht en een rechte haakpunt. Deze drie eigenschappen zorgen ervoor dat deze haak razendsnel inhaakt. De lange steel bevordert immers het draaien van de haak en de rechte punt pakt enorm snel vlees. Een groot nadeel van de haak is echter dat hij door zijn lange steel en krappe bocht weinig vlees pakt en snel gaat wrikken en scheuren in de bek. Deze haak is het meest geschikt voor vissen met hardere bekken, dus niet met hoge watertemperaturen en ook niet op wateren waar de vissen van nature een zacht bek hebben.

foto3

De drie haaktypes.JPG; Van links naar rechts Klauwhaak, Semi-Longshank haak en Longshank haak.

De Semi-longshank haak

De semi-longshank is het derde haaktype en combineert de eigenschappen van een klauwhaak en een longshank haak. Hij heeft een half lange steel, een redelijk wijde bocht en een rechte punt. Door zijn rechte punt haakt hij snel in waarbij de half wijde bocht voor redelijk wat grip zorgt en de half lange steel niet snel gaat wrikken. Deze haak is eigenlijk het meest allround inzetbaar van de drie haaktypes, maar in specifieke omstandigheden zoals de zware obstakelvisserij of vissen in wier niet het meest ideaal. Een rechte punt heeft namelijk de neiging om snel vlees te pakken maar haakt niet altijd even diep in waardoor je zeker bij zachte bekken soms een vrij oppervlakkige en “losse” inhaking krijgt. Bij het vissen in bijvoorbeeld wier kan dit voor losschieters zorgen.

Rig Basics

Al sinds jaar en dag zijn rigs (onderlijnen) een hot item binnen de karpervisserij. Vooral uit Engeland komen de laatste jaren de meest ingewikkelde en fantastisch uitziende rigs richting het vasteland gewaaid. De werking van deze “superrigs” is voor mij echter vaak een raadsel… Voor een beginnende en zelfs meer gevorderde karpervisser lijkt er geen touw meer aan vast te knopen wat nou wel en wat nou geen goede rig is. Om enige orde in deze rig chaos te scheppen probeer ik in een drietal artikelen een overzicht te geven van de basisprincipes die achter elke rig schuilen. Deze basisprincipes komen voort uit een tweetal zaken die als een rode draad door alle onderwerpen lopen. Allereerst is dit de ideale inhakingslocatie in de karperbek en ten tweede is dit het natuurlijke aasgedrag van de karper. Met deze twee onderwerpen zal het eerste artikel dan ook starten. Naast deze uitgangspunten zal ik tevens een overzicht geven van de beschikbare haaktypes en hun toepassingen. Het tweede artikel zal gaan over onderlijnlengtes en de buiging van krimpkous in relatie tot het moment en de locatie van inhaken. In het laatste artikel zal ik vervolgens alle eerder besproken onderwerpen combineren door een drietal onderlijnen de bespreken. Het is belangrijk om bij het lezen van alle verschillende onderwerpen te bedenken dat de besproken dingen nooit als losstaand iets gebeuren maar altijd onderhevig zijn aan elkaars invloeden. De relatie tussen de onderwerpen zal in het laatste artikel daarom ook benadrukt worden. Voordat die relaties begrepen kunnen worden zullen echter eerst de losse onderwerpen duidelijk moeten zijn.

Waar willen we de vis haken?

 

Samen met aasgedrag loopt de locatie van inhaken als een rode draad door deze artikelen serie. Waarom is dit echter zo belangrijk? De bek van de karper is op de meeste wateren behoorlijk zacht en dus gevoelig voor beschadiging. Het is echter niet de gehele bek die zacht is. In het midden van de onderkant van de karperbek zit een harder gedeelte. Precies achter dit gedeelte willen we de vis haken omdat de kans op beschadigen hier het kleinst is.

Wat zijn dan de kritische gedeelten in de karperbek? Vooral de mondhoeken zijn zeer zacht. Op wateren waar de vis voornamelijk leeft van planten, muggenlarven en ander zacht voedsel kun je vaak bijna door de mondhoeken heen kijken. Een haak in dit gebied richt dus enorme schade aan en we moeten er alles aan doen om inhaking in dit gebied te voorkomen.

Een ander kritiek gebied ligt wat dieper in de karperbek aan de onderkant. Ook dit vaak gedeelte is enorm zacht en gemakkelijk te beschadigen. Beschadiging van dit gebied gebeurt vooral bij te diepe inhakingen.

Verderop in deze artikelenserie zal besproken worden hoe je zowel inhaking in de mondhoeken als inhaking te diep in de bek van de karper kan voorkomen.

Natuurlijk aasgedrag van karpers

 

Alvorens we dieper ingaan op de rigmaterie zelf is het belangrijk om een goed begrip te hebben van het natuurlijke aasgedrag van karpers. Het natuurlijke aasgedrag geeft ons meer inzicht in welke mechanismen er werken en hoe we deze zo kunnen beïnvloeden dat we de karper op de juiste plek haken.

In de vele gesprekken die ik voer met ervaren en minder ervaren karpervissers merk ik dat er nog grote verschillen bestaan in de ideeën over het natuurlijke aasgedrag van een karper. De laatste jaren hebben we door de diverse onderwaterbeelden een kijkje gekregen in het aasgedrag van de karper. De beelden zijn natuurlijk gemaakt in een zeer specifieke situatie en met een bepaalde manier van (voor)voeren etc, maar ze geven ons weldegelijk belangrijke informatie. Naast de onderwaterbeelden is ook het rapport dat Nand Sibbing heeft gemaakt over de opname van voedseldeeltjes door karpers enorm leerzaam.

Wanneer we uitgaan van een situatie waarbij enkele aasdeeltjes, bijvoorbeeld boilies, op ongeveer een meter uit elkaar liggen verspreid over een gebied van 20 bij 20 en er komt een karper over de stek die bereid is om te eten dan zal de aasopname ongeveer alsvolgt gaan.
De vis komt aanzwemmen op enkele tientallen centimeters tot een paar meter boven de bodem en detecteert het voedsel. Hij gaat met zijn lichaam en kop naar beneden tot net boven de bodem. Hij stulpt zijn bek uit waarbij hij als het ware een vacuüm cremeert en de boilie naar binnen zuigt. Uit onderzoek van Sibbing bleek dat de aasdeeltjes vervolgens helemaal richting de keeltanden werden getransporteerd en al het niet eetbare wat mee opgezogen was werd uitgespuugd. De les die wij hier uit kunnen trekken is dat aas, indien het helemaal vrij ligt, tot zeer diep in de karperbek opgenomen wordt. Het “proeven” van elk aasdeeltje door het tussen de lippen te nemen is in mijn ogen dus ook flauwekul.

Na de aasopname en gedurende het moment dat het voedseldeeltje naar achteren wordt gebracht en de niet eetbare deeltjes weer uitgespuugd worden zal de karper zijn kop oprichten en doorzwemmen naar het volgende voedseldeeltje. In dit gedeelte van de aasopname gaan wij de karper haken. Wanneer dat precies is hangt van een behoorlijk aantal zaken af, maar daarover later meer. Na deze inhaking zal de vis in bijna alle gevallen gaan kopschudden en indien de inhaking goed is gebeurd en er een goed systeem wordt gebruikt tegen het kopschudden, dan kunnen we de vis vangen. De belangrijkste les hiervan is dat inhaking gebeurt tijdens het bewegen van de vis en in 99% van de gevallen niet, zoals nog steeds velen denk, tijdens het uitspugen van het aas. De inhakingen die wel plaatsvinden tijdens het uitspugen zijn puur toeval en hierover is geen enkele controle mogelijk.

 

 

Haaktypes

 

Nu de twee belangrijkste uitgangspunten van de werking van rigs (inhakingslocatie en aasgedrag) zijn behandeld is het tijd om te kijken naar de verschillende haaktypes die er op de markt verkrijgbaar zijn. Bij het lezen van sommige internet fora moet ik wel eens glimlachen wanneer iemand beweert dat haak A waardeloos is en haak B de absolute topper. In werkelijkheid blijken het dan soms exact dezelfde haken te zijn! Ook bij de haken is door het grote aanbod aan soorten door de bomen het bos niet meer te zien. Alle verschillende merken en soorten zijn in mijn ogen echter grotendeels terug te brengen naar een drietal haaktypes die elk hun eigen karakteristieken hebben. Het voornaamste onderscheid zit hierbij in de lengte van de haaksteel, de breedte van de haakbocht en de buiging van de haakpunt.

 

De Klauwhaak

Het eerste type haak is de klauwhaak. Een klauwhaak wordt gekenmerkt door een korte steel, een wijde bocht en een naar binnen staande punt. Deze drie eigenschappen gecombineerd maken dit type haak perfect voor stevig drillen. Doordat de haaksteel kort is zal hij weinig wrikken in de bek. De ruime bocht pakt veel vlees en de gebogen haakpunt zorgt ervoor dat de haak goed blijft zitten en als het ware de bek van de vis indraait.

Het grote nadeel van de klauwhaak is echter wel dat hij door zijn korte steel en gebogen punt veel minder snel vlees pakt dan een rechte punt. Deze haak is vooral waardevol tijdens het vissen in de zomer of andere situaties waarin de vis een zachte bek heeft. Ook tijdens het vissen in wier of tegen ander soort obstakels is deze haak een goede keuze.


 

De Longshank haak

Een longshank haak is qua eigenschappen het tegenovergestelde van de klauwhaak. Hij heeft een lange steel, een krappe bocht en een rechte haakpunt. Deze drie eigenschappen zorgen ervoor dat deze haak razendsnel inhaakt. De lange steel bevordert immers het draaien van de haak en de rechte punt pakt enorm snel vlees. Een groot nadeel van de haak is echter dat hij door zijn lange steel en krappe bocht weinig vlees pakt en snel gaat wrikken en scheuren in de bek. Deze haak is het meest geschikt voor vissen met hardere bekken, dus niet met hoge watertemperaturen en ook niet op wateren waar de vissen van nature een zacht bek hebben.

 

De Semi-longshank haak

De semi-longshank is het derde haaktype en combineert de eigenschappen van een klauwhaak en een longshank haak. Hij heeft een half lange steel, een redelijk wijde bocht en een rechte punt. Door zijn rechte punt haakt hij snel in waarbij de half wijde bocht voor redelijk wat grip zorgt en de half lange steel niet snel gaat wrikken. Deze haak is eigenlijk het meest allround inzetbaar van de drie haaktypes, maar in specifieke omstandigheden zoals de zware obstakelvisserij of vissen in wier niet het meest ideaal. Een rechte punt heeft namelijk de neiging om snel vlees te pakken maar haakt niet altijd even diep in waardoor je zeker bij zachte bekken soms een vrij oppervlakkige en “losse” inhaking krijgt. Bij het vissen in bijvoorbeeld wier kan dit voor losschieters zorgen.

 

Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *